maandag 17 november 2014

SMART

Hoe kan je lesdoelen maken door middel van het SMART-principe?
Doelen vormen de basis van een plan. Dus zonder goede lesdoelen zijn er geen goede lesplannen op te maken. Een doel is een gewenste situatie die op een aangegeven moment gerealiseerd moet zijn.
De activiteit = concrete stappen om het doel te bereiken.
Het resultaat = concrete gevolgen van genomen acties om het doel te bereiken.



Wat houdt het SMART-principe in?                                         Voor meer gedetailleerde uitleg
SMART staat voor:                                                                  klik hier. (subkopje smart op de site)
S- Specifiek
     Om een doel specifiek te maken stel je vragen die beginnen met een W-woord:
     -wat willen we bereiken?
     -wij is erbij betrokken?
     -waar gaat het gebeuren?
     -wanneer gebeurt het?
     -waarom willen we het bereiken?
M- Meetbaar
     Meestal aangegeven in getallen. Of aangegeven door te vergelijken met bestaande 
     procedures, normen en resultaten.
A- Acceptabel
     Is het doel haalbaar voor mezelf? Is er voldoende raakvlak om het doel te halen? En lijdt het tot een doeltreffend resultaat. (hierbij heb ik het over het resultaat zelf.)
R- Realistisch
     Zijn de inspanningen niet te hoog/laag? Staan de inspanningen in relatie met het resultaat? Is het doel haalbaar voor mij en anderen?
T- Tijdgebonden
      Stel een begin en einddatum. En houd bij het maken van het doel rekening met de tijd 
     waar je aan gebonden bent.

dinsdag 11 november 2014

slb gesprek les 1 periode 2

lees de studieloopbaanbegeleiding. en maak pagina 12 voor vandaag.

-schrijf voor jezelf op welke stappen je nog hebt te gaan in het sturen van je eigen leerproces:
Ik heb nog moeite om door de grote hoeveelheid stof de belangrijkste zaken eruit te filteren en gemaakte afspraken te onthouden. Daarnaast weet ik niet goed hoe ik met het PAP aan de slag moet en waar ik kan vinden wanneer ik wat moet inleveren.

Studieplan periode 2
Alle toetsen zijn al gehaald (openboek tentamen daargelaten)
ik moet meer structuur aanbrengen en meer tijd opbrengen voor huiswerk.

-vakinhoudelijk bekwaam
-vakdidactisch bekwaam
-pedagogisch bekwaam

PAP = persoonlijk actie plan > 3 activiteiten uitwerken in het PAP-format voor stage.
POP = persoonlijk ontwikkelingsplan (periode 4)

PAP format is te vinden bij courses werkplekleren >formulieren>overig

Aanstaande donderdag 2 tot 3 op sint jozef leertaak 2 van mbp gemaakt hebben. Half 3 tot kwart voor 3 at me. Voor de volgende bijeenkomst. -PAP laatste weekreflectie, activiteit 2 en 3 uitgewerkt. Nota werkplekleren studentenhandleiding beroepstaak 2.

logopedie les 1

Logopedie les 1

communicatie: verzender>boodschap>ontvanger
Hoe verzend je de boodschap?
-uitspraak
-taalgebruik
-verbale communicatie
-stemvolume hard/zacht
-tempo snel/langzaam
-intonatie hoog/laag
-non-verbale communicatie
   -handen
   -gezicht
   -gebaren

Welke leraar wil je uiteindelijk worden, maak uit een van deze punten een doel voor de komende stageweek. De leraar die ik zou willen worden:
-Een leraar waar de leerlingen een goede band mee hebben en waar ze naar toe komen als er problemen zijn. Maar die wel wordt gerespecteerd als leraar.
 

maandag 3 november 2014

Het basisschoolkind, muziek

Samenvatting van hs 1 t/m 5 en 10 uit "Nieuw Geluid"
kiddo's=dit houdt in alle kinderen die je onderwijst of waar je de leiding over hebt. Andere term, zelfde betekenis: units.

Hs 1 zou net zo goed kunnen heten: Waarom muziek op de basisschool?
Betekenis: muziek doet iets men mensen en mensen doen iets met muziek > het doet iets met mensen en dus moet het onderwezen worden.
-Muziek zorgt voor samenspel
-betere concentratie tijdens de les
-expressiviteit
-muziek maakt slimmer
-muziekles traint om door middel van luisteren de essentie van een gemaakt geluid te doortasten = emotionele intelligentie

Muzikaliteit: het vermogen om deel te nemen aan muzikale situaties die er in diverse culturen te vinden zijn.

Check de grote blauwegekleurde lap tekst op bladzijde 41 van het boek! Hier staat precies genoteerd van wat the goverment verwacht dat je in je lessen aandacht aan besteed!

Hs 2 KVB Model zie blz 49 voor overzicht van het model
5 domeinen koppelen de leerstof aan vormen van muzikaal gedrag: bewegen, luisteren, zingen lezen en noteren. De leerstof, het KVB-model is:
Klank
   Klankduur:
      Maat: manier om een muziekstuk ritmisch te spelen.
      Denk aan de notenbalk, Er is een maat aangegeven
      d.m.v. maatstrepen. blz 51
      Ritme: wordt op de maat aangegeven d.m.v.
      notenwaardes en rustwaardes blz 53
      Tempo: kan langzaam of snel en kan door een nummer
      heen veranderen
      De articulatie is het nauwkeurig vormen van woorden en
      klanken.
   Klankhoogte:
      Melodie: een muzikaal geheel met een duidelijk begin en
      eind en met een specifiek karakter. Het is 'n opvolging
      van tonen en elke toon heeft een bepaalde hoogte en
      duur. Kan worden weergegeven op de notenbalk.
      Harmonie: een aangenaam klinkende vereniging van
      tonen. Dit heet een akkoord. Een akkoord bevat 3> tonen
      in één
   Klanksterkte: hoe sterk en zacht een muziekstuk klinkt.
      Tekens en termen: klanksterkte kan worden
      opgeschreven met woorden maar ook met tekens. Dit
      kan soms beter zijn. Omdat jonge kiddo's nog niet
      kunnen lezen. Wordt het geschreven dan kan dat d.m.v.
      crescendo en decrescendo.
      Crescendo=sterker worden decrescendo=zachter
      worden.
   Klankkleur:
      Klankbronnen: muziekinstrumenten, bodysounds (=eigen
      lichaam), materialen en de stem
      samenspel: bij kiddo's leidt samenspel tot een mooi
      resultaat door te oefenen. Dit heeft een sociale en
      bindende werking op mensen, Emoties aanbrengen in de
      muziek leidt tot emotionele ontwikkeling.
Vorm: muziekstuk heeft net als een gebouw een bepaalde vorm. Vorm is de structuur van een muziekstuk in het geheel.
   Vormprincipes:
      -Herhaling: als iets zich nog een keer voordoet
      -Contrast: tegenstelling
      -Variatie: afwisseling
   Vormeenheden:
      Motief: het kleinste gedeelte van muziek
      Ritmisch motief bij "We will rock you" is bijvoorbeeld 8e
      noot, 8e noot eenvierde noot.
      Muzikale zin & thema: een zin heeft een begin+eind. Is
      voor een muziekstuk een bepaalde zin belangrijk en komt
      ie vaker terug dan is het een thema. Dit thema heeft een
      voorzin en een nazin. Het begin is een soort vraag en de
      nazin is hierop het antwoord (zie blz 72)
   Vormtechnieken: technieken om muziek te maken. 4
   veelgebruikte technieken zijn
      -echo: een herhaling die iets minder hard is dan de
      eerste keer dat iets te horen is. Bij kiddo's voorklappen
      en naklappen doen, of voorzingen en nazingen.
      -imitatie: canon, later precies hetzelfde nadoen
      -ostinaat: muzikaal motief wordt constant herhaald.
      Iedere kiddo kan je een muziekzin geven die muziekzin
      laat je hen constant herhalen. Meerdere stemmen
      kunnen volgen.
      -sequenst: speciale vorm van herhaling. Telkens op een
      andere hoogte herhalen.
   Compositievormen: hoe de vormtechnieken in een
   muziekstuk terug komen. 4 bekende compositievormen:
      -canon
      -rondovorm: de rondo (soort refrein) keert meerdere
       keren in het muziekstuk voor de rest is couplet
      -variatievorm: constante verandering
      -bluesschema: melancholische toon. Vast schema van 12
       maten verdeeld over 3 regels. Bij de tekst reimt de
       laatste van de 3 zinnen op de eerste 2
Betekenis: boodschap of verhalen in de muziek.

Hs 3 vooral doorlezen om hs2 te begrijpen
Zingen is per persoon uniek. De klankkleur is telkens anders. Een goede zanghouding is rechtop staan. Houd je buik en borstademhaling op orde en let op je articulatie.
Liedleiden=sturende rol bij het aanleren van een lied aan kiddo's. Dit doe je in 3 stappen:
1. Introductiefase>in sfeer brengen voor het lied + motiveren
2. Aanleerfase> luisteropdrachten, niet zin voor zin aanleren maar als geheel.
3. Afsluitfase> door reflecteren kiddo's laten nadenken over hun eigen rol.

Blz 108 t/m 132 Hoe geef je muziekles

3.4 Luisteren
> ieder mens luistert met verschillende luisterstijlen
-analytische luisterstijl > analyserend over de muziek
-musicerende luisterstijl > je verplaatsen in de muziek als 'n muzikant. Je let op dat waar je op let als je zelf muziek aan het maken bent.
-motorische luisterstijl > bewust en onbewust fysiek reageren op muziek
-creatieve luisterstijl > geeft zowel in stilte als in actie ruimte aan emoties en laat fantasie de vrije loop
-sociale luisterstijl > luisteractiviteiten met n groep ondernemen + achtergrondmuziek.

Bewegen 143t/m151   Lezen 151 t/m 159

Hs 4 > > > gewoon doorlezen

Hs 5 Samenhang van muziek met andere vakken
5.1.1. Piagets stadiumtheorie > kiddo's zijn actieve
0-2j troostbaar door rustige        onderzoekers
       muziek
2-7j beeld van werkelijkheid is voor kiddo's statisch> ze leven
       zich totaal in bij de muziek
5.1.2. Muzikale stadia: ontwikkelingsmodel van Swanwick & Tillman. Zie tabel 5.2 op blz 207
Fase 1: Zintuigelijke fase > muziekinstrument = erop spelen
                                            allerlei klanken uitproberen
Fase 2: Controlerende fase > oog voor techniek en
                                                vaardigheid om een instrument
                                                te bespelen.
Fase 3: Persoonlijke fase > expressie van klanken 'gedaan
                                            met gevoel'
Fase 4: Fase van de muziektaal: echte muziekstukken zo
                                                     echt mogelijk nabootsen.
Fase 5 Speculatieve fase: vorm en structuur van de muziek
                                          wordt onderzocht.

Als leerkracht bemiddelen tussen hoe kiddo's moeten leren en wat ze moeten leren

5.3. Taalreceptie: verstaan         
        Taalproductie
        Taalreproductie

Hs 10 legt uit hoe je goed kan leren zingen, dus dit is meer voor de mensen die merken hier moeite mee te hebben in de praktijk.



















 

zondag 2 november 2014

het basisschoolkind, pedagogiek deel 2

We moesten ook van een ander boek bepaalde delen kennen voor pedagogiek deze periode.
Te weten Feldman 'ontwikkelingspsychologie' hoofdstuk 2, 7, 10 en 13. Hier volgt de samenvatting! BTW, ik schrijf soms dingen erg kort samenvattend op, dit is omdat ik dat vanuit mijn lerarenopleiding geschiedenis zo heb aangeleerd. Sorry daarvoor alvast ;)

HS 2 Theoretische perspectieven en onderzoeken.
In dit hoofdstuk worden vijf belangrijke visies over de ontwikkeling van een kind uitgelegd met bij elke visie een aantal ontstane theorieën.


2.1 psychodynamisch perspectief
psycho=geest       dynamisch=automatisch
Betekenis: benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, door herinneringen en door zaken uit het 'onderbewustzijn' zoals conflicten (worstelingen met de situatie)

psychoanalytische theorie van Sigmund Freud
onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
persoonlijkheid bestaat uit 3 delen
-id: oermenselijke gedragingen: honger, seks
-ego: rationele deel
-superego: het geweten

Alleen ontwikkeling tot de adolescente fase. Jeugd ondergaat bepaalde fases in het leven, van peuter tot adolescent en elke periode wordt door iets anders gekenmerkt.

psychosociale theorie van Erik Erikson
alternatief voor theorie van Freud. Mens wordt zowel gevormd als belemmerd door samenleving en cultuur. Kijkt verder dan alleen jeugd, men blijft het hele leven veranderen en ontwikkelen.

Mening over het perspectief: vooral gericht op de ideeën die gelden in de westerse samenleving.

2.2 Het behaviouristisch perspectief
Ontwikkeling kind begrijpen door stimuli uit zijn omgeving te onderzoeken. Er wordt niet gekeken naar de geest maar naar het gedrag van een persoon. 2 begrippen zijn belangrijk binnen het behaviouristisch perspectief:
-klassieke conditionering: manier van leren waarbij een mens of bijv. een hond leert om te reageren op een aparte actie die normaal niet plaatsvind. Bang zijn om bijv over straat te lopen nadat je op straat ben overvallen.
-operante conditionering: manier van leren waarbij gedrag verzwakt of versterkt wordt als iemand merkt dat ie bestraft of beloond wordt.
Uit dit laatste volgt gedragsmodificatie: een techniek om gedrag aan te passen d.m.v. belonen en straffen.

sociaal-cognitieve leertheorie:
Gedrag ander > nadoen en zo leren 't zit al in de naam!!
We imiteren gedrag als we zien dat bij een ander het bedrag wordt beloond. Gebeurt in 4 stappen:
1. gedrag van ander bewust waarnemen > 2. gedrag herinneren > 3. gedrag moet goed kunnen worden nagedaan > 4. persoon moet gemotiveerd zijn om het aan te willen leren.
Dus niet enkel straffen en belonen werkt volgens deze theorie.

2.3 het cognitief perspectief
gericht op de processen die mensen in staat stellen om nieuwe informatie te vergaren, en te filosoferen over de wereld.

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
alle mensen doorlopen in een vaste volgorde een reeks van cognitieve ontwikkelstadia. Hij concentreerde zich vooral op de overgangen tussen elk stadia in. Hij zag 2 dingen die gebeurden:
-assimilatie: het kind interpreteert een nieuwe ervaring binnen het ontwikkelingsstadium waar hij al inzit.
-accommodatie: verandering die plaatsvind binnen het denken door een nieuwe ervaring.

De informatieverwerkingstheorie
Hierbij probeert men te achterhalen op welke manier mensen informatie opnemen, gebruiken en opslaan.
Idee opgekomen door de computers, kinderen hebben een beperkt vermogen om informatie te verwerken en zijn in staat om nieuwe technieken te ontwikkelen.