dinsdag 28 oktober 2014

het basisschoolkind pedagogiek

In deze post alles wat we moeten kennen voor pedagogiek in deze periode

We moesten een aantal hoofdstukken uit 'Hoe ga je om met kinderen op school en hun ouders' lezen. Namelijk hoofdstuk 1 tot en met 6. Op het internet staan de samenvattingen van deze hoofdstukken al weggegeven. Deze zijn te vinden via www.pabowijzer.nl. Voer simpelweg de unieke code in die je bij het  boek hebt gekregen en je kan van de samenvattingen gebruik maken.

Hier heb je bij elke samenvatting die via de site te verkrijgen is extra stukjes die soms niet altijd even duidelijk zijn.

Hs 1

1.1 Een goede relatie tussen leraar en leerling is essentieel voor goed onderwijs. Het draagt bij aan:
-acceptatie van wat jij als leraar doet
-vertonen van goed gedrag door de leerling
-betere leerprestaties
-het mogen maken van fouten door de leraar omdat ze je accepteren.

Maar wat is dan eigenlijk een goede relatie? Een goede relatie bestaat uit:
-acceptatie dat je als leerling jezelf kan zijn
-ondersteuning helpen in (zelfgestuurde) ontwikkeling
-betrokkenheid
Werk hier actief aan!

Zelfbeeld: hoe een leerling tegen zichzelf aankijkt

1.2
Een zo goed mogelijk zelfbeeld is enkel positief voor school!
Je kennis zelfbeeld leerlingen ^ = relatie ^

1.3
Nul tot renaissance: gelovig en toegewijd aan de gemeenschap
renaissance tot de 20e eeuw: individualisering

Drie verwante begrippen:
-persoonlijkheid: verschillend gedragen in verschillende situaties en bij andere mensen. Dit gedrag moet stabiel zijn bij een bepaalde situatie, en consistent. Om het beter te begrijpen is er de zogenaamde Trait-theorie.
-identiteit: elke dag dezelfde persoon die uniek is in de wereld E.H. Erikson
-zelfbeeld

De traittheorie Gordon Allport
trait staat voor eigenschappen,
 er zijn 5  zaken waar anderen jouw persoonlijkheid uit opmaken, de zogenaamde Big Five:
- extraversie
- vriendelijkheid
- zorgvuldigheid
- emotionele stabiliteit
- intellectuele autonomie

Bij het ontstaan van het zelfbeeld bij kinderen spelen reacties uit de omgeving een cruciale rol. Door herhaling van een reactie uit de omgeving gaat een kind er steeds meer in geloven.

1.4
Goed zelfbeeld zorgt voor actief zijn in de les. De leraar bouwt dit op door verbale en non-verbale communicatie in de richting van het kind. Met non-verbale communicatie bedoelen we dat de manier waarop een leraar iets zegt ook in zijn lichaamstaal geloofwaardig moet overkomen.

check de begrippenlijst op pagina 39 van je boek

Hs 2

2.1
Enkel bij een goede relatie met de leerling kan de leraar wat doen aan een eventueel negatief zelfbeeld van de leerling

2.2
positief zelfbeeld: de optelsom van negatieve en positieve eigenschap is in het voordeel van de positieve eigenschappen van het kind. Dit wordt bekeken op vier domeinen:
-emotioneel           Alle 4 deze punten staan ook met elkaar in verband, gaat het bij de ene
-sociaal                  eigenschap niet goed dan heeft dat invloed op de anderen
-cognitief > goed beeld van zijn eigen prestaties en goed zelfstandig
-lichamelijk

2.3
Negatief zelfbeeld gaat concreet gezegd over het ervaren van een sterke min op een of meer van de aspecten van het zelfbeeld. Het kind zal dit negatieve zelfbeeld willen veranderen en dus van dat wat nu een min is een plus willen maken. Hij wil de reacties uit de omgeving zien veranderen.
Veranderen de reacties uit de omgeving niet dan gaat het kind op een andere manier proberen: gedrag creëren dat de negatief ervaren elementen compenseert.

Bij bijv. het sociale aspect:
Het kind merkt dat hij geen goed contact heeft met de anderen en dat zijn pogingen om meer contact te krijgen stranden, dan kan hij of meer aandacht voor zich opgaan eisen in de les. Dus verder gaan in het aspect dat hij al als negatief beschouwd, of hij kan er voor kiezen meer te investeren in de aspecten die hij al als positief beschouwd.
Kijk uit voor probleemgedrag!
Als iemand bij een gevoelige situatie nadrukkelijk veel nadruk legt op andere punten waarop hij wel goed is

2.4
Je moet kunnen herkennen of er sprake is van een negatief zelfbeeld en negatief compensatiegedrag bij een leerling.
Voorbeelden van negatief zelfbeeld bij elk aspect:
-emotioneel aspect: voelt zich gauw onzeker en onveilig ook bij vrienden, het kind is erg afhankelijk (dus onzeker) )van zijn omgeving wanneer hij naar buiten treedt.
-sociale aspect: het gevoelen hebben dat de omgeving hem niet mag, pogingen om lief te zijn worden niet beantwoord, hierdoor is het kind niet sociaal, vertoont het gedragsproblemen en pas het zich niet aan aan de groep omdat hij te veel verschil merkt met de groep. Negatief gedrag richting zijn omgeving toont zich in het tegen de groep ingaan, bij naar binnen gekeerd gedrag volgt het in zichzelf keren van de persoon
-cognitief aspect: het kind merkt dat zijn leerprestaties achter lopen. Volgt hierop negatief gedrag op zijn omgeving dan gaat het vaak om opschepperig gedrag.
-lichamelijk aspect: het voelt zich niet mooi, sterk atletisch etc. Omgeving gericht gedrag toont zich in het spelen van een clown tijdens gym of doen alsof het helemaal niks kan terwijl dit duidelijk niet zo is. Bij naar binnen gericht gedrag verwaarloost het zijn lichaam of draagt het onopvallende kleding.
-totaal negatief zelfbeeld: het kind voelt zich niets waard, vaak kan het heus wel iets maar weegt het voor hem niet op tegen de nadelen. Gedrag richting zijn omgeving is opstandig en gespannen, ze lijken zich met opzet nog negatiever te gaan gedragen. Zo creëert hij voor zichzelf een neerwaartse spiraal. En het stoot zo zijn omgeving af. Bij een naar binnen gerichte reactie sluit het zich af van alles en iedereen, als hij toch niks goeds kan doen dan doet hij wel helemaal niks.
Verschil tussen een negatief sociaal en een emotioneel aspect is dat bij het eerste het zich echt van de groep af kan gaan sluiten, iemand met een negatief emotioneel aspect doet dit ook maar hij doet wel weer mee in de groep wanneer hij merkt dat de groep op een bepaald moment niet veel van hem verschilt!

Voorbeeld van compensatiegedrag:
-emotioneel aspect:                                       -sociaal aspect:
vergroten veiligheid, vertrouwen, zekerheid  moeite doen om aardig+lief gevonden worden
veiligheid>afhankelijk van de leraar               presentjes meenemen en complimentjes
zekerheid>weinig risico's nemen                   geven aan de leraar, geef je hier een
vertrouwen>doen wat iedereen wil                geïrriteerde boodschap aan>voelt zich
Zodoende minder last van de -                      afgewezen. Versterking negatief zelfbeeld.

-cognitief aspect:                                            -lichamelijk aspect:
het kind is erg slim en valt daardoor wat        extra inzet in sport ipv in de les, leraar
buiten de groep, gevolg is dat hij zijn            kan hier onbegrip voor hebben, en hem niet
kennis duidelijk wil maken. Meer aan de       laten mee gymmen tot zijn taak af is. 
leraar klitten > leraar kan dit na een              Gevolg: vergroting negatief zelfbeeld.
tijdje betwetterig gedrag vinden
Gevolg: afkappen en kind denkt dat hij
niet lief/aardig is.

2.5
Eenzijdig zelfbeeld: het kind ervaart maar 1 aspect van het zelfbeeld als positief. Het richt zijn energie op het behalen van 4 +'en op 1 aspect.
Van jongst af aan: al in het jongst van zijn leven blonk zijn positieve aspect al uit.
Geleidelijk aan: andere aspecten hadden mislukkingen te verduren en die wilde hij vermeiden waardoor hij ging investeren in een bepaald aspect. Compensatiegedrag!!!!
 Gevaar eenzijdig zelfbeeld:
1. kwetsbaarheid > bij problemen in dat ene aspect waarop gefocust wordt
2. achterstand in ontwikkeling > andere aspecten verwaarlozen
3. in sociaal opzicht > geen aansluiting met omgeving door het focussen.

Eenzijdig zelfbeeld meestal gericht op of lichamelijk aspect of het cognitief aspect.

Hs 3

Bekijk de acceptatierechthoeken in je boek!
3.1
Een goede relatie is gebaseerd op acceptatie van de ander. Dit omdat een mens zich veilig wil voelen. Geef je een gevoel van acceptatie aan de leerling, dan zal zijn prestatievermogen veel hoger liggen.

3.2
Wat je accepteert en niet accepteert verschilt per leerling en met hoe je je voelt. Tussen dat wat je accepteert en wat je niet accepteert van een leerling zit de acceptatiegrens. Deze verschuift door:
-jij als leraar, omschakelen van je eigen zaken naar de les
-de andere persoon, veranderingen van hem die niets met de les te maken hebben.
-omgeving en situatie: gedrag op een verkeerd moment is al sneller onacceptabel

Om te weten wat je accepteert is het belangrijk te weten wat je eigen acceptatiegrens is en je uiterste acceptatiegrens.

3.3
Des te groter het acceptatievlak, des te meer ruimte is er om les te geven en des te groter is de leeropbrengst. Problemen bij een leerling die hij niet zelf kan oplossen verkleinen het doceer/leergebied en kunnen het zelfs in het gedrang laten komen. Dit betekent dat je op momenten dat het kind een probleem heeft de acceptatieladder wat hoger leggen. Zo behoudt het leergebied zijn normale grote. Accepteer je juist minder dan wordt het leergebied nóg kleiner. Varieer je acceptatiegrens doelgericht!
Je kan nooit al de problemen van het kind voorkomen maar je kan er in ieder geval wel voor zorgen dat er niet ook nog eens problemen op school bijkomen.

3.4
Als leraar heb je veel invloed op het zelfbeeld van een leerling. Soms durft een leraar daardoor te weinig te zeggen. Een leraar moet vooral uitkijken bij mensen die een negatief zelfbeeld hebben en bij mensen die hij constant wat negatiever behandelt. Het zelfbeeld van een leerling is dus bepalend voor de manier waarop je als leraar handelt.

Je moet duidelijk maken wat je accepteert zodat er geen verschil ontstaat tussen je verbale communicatie en je non-verbale communicatie.
Door middel van complimenten en kritiek laat je zien hoe je het gedrag van een kind accepteert. Het zelfbeeld van het kind staat nu centraal. Effectieve complimenten zijn complimenten: wanneer een kind iets goed doet niet aangeven dat het goed bezig is máár aangeven wat het kind nou zo goed doet en wat het effect op de leraar is. zie blz 51
Slechte kritiek is kritiek die niet dat wat het kind fout doet bekritiseerd maar het kind als persoon. Bij effectieve kritiek richt je je op het gedrag van het kind. Je gaat van gedrag op effect op alternatief. Door dit goed te doen kan je het zelfbeeld van een kind ombuigen van negatief naar positief.

Complimenten geef je het kind wanneer het iets goeds doet binnen zijn negatief beleefde aspect van het zelfbeeld.

Hs 4

4.1
Goed communiceren is belangrijk voor een goede relatie. Je moet de leerling zien als een uniek persoon want pas dan is goed communiceren mogelijk. Je toont dus acceptatie voor de leerling als persoon.
 
4.2
communicatie tussen leraar en leerling:
Er is gelijkwaardigheid in het gesprek zodat de leerling alles eerlijk zegt tegen de leraar.
Echtheid, de leraar meent en is fair in wat hij doet en zegt in het gesprek, hij accepteert de ander qua persoonlijkheid. Je toont empathie. En zowel ontvanger als zender is ontvankelijk voor ideeën of argumenten van de ander.
Dit leidt niet direct tot gedragsverandering maar in ieder geval wel tot een betere verstandhouding.

4.3
Acceptatieanalyse: analyse maken van wat jij als leraar wel en niet accepteert. Hierbij maak je duidelijk wat sowieso niet geaccepteerd wordt, en wat geaccepteerd wordt aan de hand van factoren en wat sowieso geaccepteerd wordt.
Naast een acceptatieanalyse is een probleemanalyse ook verrekte handig.
De acceptatierechthoek voor de acceptatieanalyse kan ook gebruikt worden voor een probleemanalyse. Hij kan bestuderen welke problemen naar voren kunnen komen tijdens een interactie met de leerling.zie afbeelding op bladzijde 106

Hs 5

5.1
Communicatie is tweerichtingsverkeer. Alleen tijdens de uitleg zou er een monoloog moeten kunnen plaats vinden. Een leraar moet goed kunnen luisteren naar zijn leerlingen.
Bij goed luisteren laat je een kind merken dat je het ziet, het accepteert en dat het kind een probleem heeft waar je rekening mee wilt houden of bij wilt helpen.

5.2
Kinderen tot de 8 jaar zijn er net zo goed als volwassenen in hun hoofd mee bezig als er iets vervelends gebeurt alleen ze hebben nog niet de behoefte dat aan te geven. Daarom is het vroegtijdig oppikken van signalen (immers deze kan je wel zien) erg belangrijk. Reageer hier op want problemen, gemeld of niet, verstoren het leerproces.

5.3
Bij non-acceptatie: leerling krijgt het gevoel dat zijn probleem niet welkom is. Dit kan door verkeerde adviezen geven, door je negatieve waardering uit te drukken (aangeven dat je het bijvoorbeeld niet gelooft) of de problemen vermijden (hier hebben we het een andere keer wel over). Dit is schadelijk bij een kind met een zwak zelfbeeld. Als hij de volgende keer een probleem heeft zal hij dat niet bij jou aangeven! Actief luisteren is het beste dat je kan doen bij een probleem.

5.4
Bij de acceptatie: in het gesprek duidelijk maken dat de leerling goed is zoals die is en echt meehelpen met het probleem ipv het van je afduwen.
Actief luisteren:
-empathie: goed luisteren naar wat de leerling eigenlijk probeert te zeggen en je proberen in te leven in de gevoelens
-vervolgens dat onder woorden brengen en dat tegen het kind zeggen.
Dus niet papegaaien, maar ook het gevoel proberen te begrijpen voor verdere tips zie blz 126

Nog verdere vragen? App me dan :)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten